Een Blüthner uit 1879. Van lelijk eendje naar droomvleugel.

Uit Pianist, september 2016. Door Frank Bonarius.

In Amsterdam zijn op het gebied van vleugels geen ‘koopjes’ te halen. Daar weet de verkopende partij echt wel wat ze aanbiedt. Als het een goede vleugel is moet je daar -terecht- voor betalen. Soms vind je echter een slechte piano die in potentie heel goed kan worden. 

Ik werd gevraagd om in Amsterdam te komen kijken naar een concertvleugel. Nou wordt me dat wel vaker gevraagd, en regelmatig betreft het dan toch slechts een kleine vleugel. Deze keer betrof het inderdaad een grote concertvleugel. De vleugel stond in de weg en het pianospelen kwam niet echt van de grond. Dat lag echter niet aan de dame in kwestie, maar aan het instrument. Na binnenkomst word ik meteen enthousiast. Er staat een zeer vroege kruissnarige Blüthner van 2 meter 60, nummer 18415 uit 1879. Het instrument is voorzien van het Aliquote-systeem en een Érard-mechaniek. Op het eerste gezicht in een nog vrij goede kast van palissander, die alle stijlelementen nog heeft. Er is helaas niet op te spelen. Maar dan ook écht niet.

‘Kapotgerepareerd’

Samen bekijken we de vleugel. De absolute ‘schrik’ van de Amsterdamse pianohandel heeft erin huisgehouden. Eddy de Wilde doet zijn naam eer aan. Als een barbaar is er een modern stemblok ingeramd, waarbij de zijkanten van de vleugel niet zijn gespaard en ieder herkenbaar detail om zeep is geholpen. Zo is de goudverf van bijvoorbeeld een Opel Ascona prachtig met druipers en al op het frame gekliederd om het geheel wat op te frissen. De zangbodem zit vol lijm en splinters fineer die de scheuren moeten verdoezelen. Het ivoren klavier is eraf gesloopt om plaats te maken voor geaderd celluloid, omdat at materiaal -1970, leve de vooruitgang- eruitzag als ivoor maar alle ‘voordelen’ van kunststof had.  Tot overmaat van ramp zitten er spierwitte, keiharde en lekker zware hamerkoppen aan het eind van de slechte hamerstelen geplakt. Onder het mom van ‘kijk ‘ns mevrouwtje, als nieuw’ is het mechaniek ooit weer in de vleugel teruggeschoven. Van afregeling is geen enkele sprake, laat staan dat er geïntoneerd is. Het lijkt wel een carilon, maar dan zeer ontstemt.

Een typisch geval van ‘kapotgerepareerd’, maar wat een bas! Ik beschrijf dit alles met afschuw en het wordt mij steeds duidelijker dat dit instrument onbereikbaar zou worden voor mij. Natuurlijk zou deze zeer aardige, geïnteresseerde, enorm goed luisterende en buitengewoon redelijke dame er, op advies van een kenner, een flink bedrag voor vragen. Dat zou ik dan absoluut niet mogen betalen, want de hoeveelheid werk is dusdandig dat ik dan helemaal nooit uit zou komen met mijn herstelreparatie, dacht ik.

Een droom van een vleugel

Er was inderdaad al een collega geweest en mijn verhaal brengt de eigenaresse geheel niet van haar stuk. Sterker nog, dat gebeurt pas op het moment dat ik hardop de wens uitspreek deze vleugel weer ‘concertklaar’ te willen maken. Er volgt een korte overdenking en zonder aarzelen wordt mij de vleugel geschonken. Als ik hem maar wel liet ophalen. Geschonken, en dat maak ik mee! Beiden zijn we blij. De vleugel krijgt een nieuw leven, een idee waar we beide geheel voor gaan. Natuurlijk beloof ik haar te bellen als de vleugel klaar is, zodat ze het eerste concert kan bijwonen.
Zelden hebben we zo’n waardeloze reparatie ongedaan gemaakt. Langzaam, heel langzaam wordt de palissander concertvleugel weer een Blüthner. Met aan de binnenkant onder de besnaring rood vilt, omdat we daar resten van vinden en niet het nu gebruikte Blüthner-blauw. tot mijn grote spijt, want die kleur vind ik zo mooi. Honderden uren werk worden beloond bij het horen van de eerste tonen uit het instrument. Het is werkelijk een droom van een vleugel!

Alle moeite waard

De vorige eigenaresse is gebeld en samen genieten we van het bereikte resultaat. Maar nu nog het einddoel bereiken: waar zou deze ‘dikke Duitser’ zich kunnen laten horen? Dat gaat vanzelf. Wyneke Jordans en Leo van Doeselaar komen de instrumenten kiezen voor hun aankomende uitvoeringen. Leo kiest meteen voor de hem zo bekende en prachtige Pleyel uit 1874, maar voor Wyneke is het liefde op het eerste gehoor. De toon, de speelaard en het vermogen van de vleugel – zij kiest voor de Blüthner.
En zo staat de vleugel twee maanden terug in de TivoliVredenburg, daags daarna in de grote zaal van het Amsterdams Concertgebouw en weer twee weken later in De Doelen in Rotterdam. Als klap op de vuurpijl ook nog even in de studio van Podium Witteman, zodat de vleugel voor en door heel muziekminnend Nederland te zien en te horen is. We kijken terug op een enorm project, maar wat is het alle moeite waard, en wat is het de moeite waard om hem te gebruiken, geachte pianisten!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *